Het succesverhaal van tropische vogels in een varkensstal
Tropische vogels in een varkensstal om een einde te maken aan de overlast van de vliegen. Met deze bijzondere vinding haalde Gosse
Wijbenga uit Wommels eind jaren zeventig van de vorige eeuw het nieuws. Zelfs buitenlandse media doken op zijn boeiende verhaal.
Veertig jaar later blikt hij terug op die bijzondere tijd.
Het verhaal van de vliegen vangende vogeltjes trok mijn aan dacht. Als beginnend journalist, ik was op 4december 1978 als volontair op de redactie van het Friesch Dagblad begonnen, ging ik naar het bedrijf van de varkenshouder om zijn ervaringen op te tekenen. Het was mijn eerste grote interview. Het artikel kreeg een prominent plekje in de krant. Tropische vogels bestrijden vliegen in varkenshouderij stond er in koeienletters boven mijn artikel. Ik was natuurlijk zo trots als een pauw, temeer daar even later de landelijke pers op het verhaal dook. Wijbenga werd overstelpt met aanvragen voor interviews. Op een gegeven moment besloot hij de boot af te houden. ,,It hie doe wol moai west”,( Dan was het leuk geweest) zegt hij nu.
Wijbenga is inmiddels 78 en woont nog steeds samen met zijn vrouw in Wommels. Nog steeds heeft hij vogeltjes, met elkaar een kleine 200. We spreken af nog een keer te praten over zijn ervaringen met de tropische vogeltjes in de varkensstal. Op tafel liggen diverse krantenknipsels, die hij al jaren zorgvuldig in een geldkistje bewaart. Ook beschikt hij nog over de brieven van varkenshouders die het naadje van de kous wilden weten over zijn bijzondere vondst. ,,Ikhaw semiskienwol mear as tritich jier netynsjoen.”
("Ik heb het waarschijnlijk al meer dan dertig jaar niet gezien.")
Zijn vader had een boerderijtje op de Molewâl in Wommels. Net buiten het dorp aan de Bolswardervaart. Vlakbij stond de zuivelfabriek.
Op stal stondenveertien koeien. Gosse hielp zijn vader en om nog wat bij te verdienen was hij melkrijder. Hij bracht de melk van de boeren uit de omgeving naar de Wommelser zuivelfabriek. Halverwege de jaren zestig besloten Gosse en zijn vrouw Anneke aan de
Van Sminialeane in Wommels een eigen melkveebedrijf te beginnen. Ze huurden de boerderij van de familie Miedema. Samen runden ze het bedrijf. Er was daar ruimte om uit te breiden. Het aantal koeien steeg gestaag van vijfentwintig naar veertig en ze hielden er ook wat varkens op na. Een boze stier zette het leven van de Wijbenga’s op z’n kop. Het dier viel de veehouder aan en verwondde hem zodanig dat hij niet meer in staat was het zware werk op de boerderij te doen. Hij werd afgekeurd, maar zag toch mogelijkheden om, zij het minder intensief en minder zwaar, door te werken. Hij besloot om door te gaan met varkens. Dat kon niet op de bestaande locatie. Om een nieuw bedrijf te stichting was er wel grond nodig. Zijn oog viel op een perceel weiland van drie hectare aan de andere kant van de weg. Het was groot genoeg om een varkensbedrijf te beginnen. Het plan, dat voorzag in de bouw van een fokstal, een meststal en een woning, stuitte echter op bezwaren in de gemeenteraad van de toenmalige gemeente Hennaarderadeel (later Littenseradiel en nu
Súdwest- Fryslân). "Vooral de FNP had bezwaren. Toen ik beloofde dat er een reeks boomplantbedrijven zou komen, was het bereid om akkoord te gaan. Mensen van de FNP hebben zelfs geholpen bomen te planten." +In1974 kwamen de eerste biggen. Het bedrijf groeide uit tot veertienhonderd varkens. Iedere maand bigden er tussen de 25 en 30 zeugen. Dat leverde overigens weinig drukte op. ,, De dieren hebben zichzelf gered”, gaf de varkenshouder veertig jaar geleden aan. Wijbenga zou de varkenshouderij ruim twaalf jaar aanhouden. Daarna verhuurde hij het bedrijf in erf- pacht enin1989werden de stallen met woonhuis verkocht. Nu zetelt een timmerbedrijf op die locatie en wordt een van de stallen gebruikt als stalling voor caravans. Zoals veel andere varkenshouders had ook Wijbengaerg veel last van vliegen. Ze werden bestreden met spuitbussen met vergif. ,, Ik wist dat het gebruik van dat gif niet goed was, zelfs niet voor mezelf.” Hij sprak erover met zijn broer, die bij de Gezondheidsdienst voor Dieren werkte en zo ontstond het idee om tropische vogels als natuurlijke vliegenvangers aan te schaffen. Via een vogelhandelaar uit Bolsward kreeg hij vooreerst twaalf tropische vogeltjes. Later kwamen er nog een paar bij. Het ging om Mexicaanse wielewalen, Amerikaanse spotlijsters ,glansmerels en twee zeldzame Amerikaanse bagoda’s. Vooral de bagoda’s waren fanatiek, ze deden de hele dag niets anders dan vliegen jagen. De dieren voelden zich in de stal van Wijbenga op hun gemak. De temperatuur was aangenaam en er was voldoende voedsel. Overigens was men bij de Gezondheidsdienst
niet zo blij met zijn initiatief, zo bleek later. Het importeren van vogeltjes uit verre landen deed de kans op besmettelijke tropische ziekten namelijk fors toenemen.
De vogeltjes in de stal leverden uitstekend werk af. Van vliegen had de varkenshouder geen last meer. Het was zelfs zo dat de vogeltjes
onvoldoende voedsel hadden en moesten worden bijgevoerd. ,, Toen begon ik muggen te kweken”. Wijbenga was de eerste die ging experimenteren met vogels in de varkensstal. ,, We moesten patent aanvragen.” Dat was niet het geval en veel andere varkenshouders namen het idee over. Naast de tientallen telefoontjes ontving Wijbenga veel brieven met vragen, vooral van varkenshouders uit binnen- en buitenland. Zo kreeg hij een brief van een boer uit Zaandam, die wilde emigreren naar Suriname en zich afvroeg of het inzetten van vogeltjes ook daar een oplossing was van het probleem met de vliegen. ,,Der kamen sels brieven út Amerikaen NijSeelân.”
Ook journalisten wisten de weg naar het Wommelser varkensbedrijf te vinden. Eerst was dat wel leuk, maar later wimpelde Wijbenga de
belangstelling van de media toch wat af. Want het ging ook wel eens mis. Zo gaf hij een interview aan het roddelblad Weekend. ,,Ik twivele al. Ik woe ek net op de foto. ” Zijn twijfel was terecht, zo bleek. Een paar dagen later werd hij door de plaatselijke tijdschriftenverkoper erop gewezen dat er in het soft-erotische blad Rits, dat later overging in Actueel, een artikel over hem was opgenomen. ,,Sa stie ik ynienen tusken de bleate froulju. Dat sinde myfansels net. Wy tochten der oer nei om in advokaatyn de earm te
nimmen om rektifikaasje te easkjen. Dat hawwe wydochs mar netdien, wy wisten dat dat net folle kâns fan slagjen hie.” Wijbega kan er veertig jaar later wel om lachen. Toen hij stopte als boer en de varkens werden verkocht, bleven de tropische vogels. ,,Ik haw eins altiten fûgeltsjes hân. Ik fok de bistjes sels, hannelje der wat ynen ik haw sa wat kontakt mei de minsken.” Jaren terug verzorgde hij vier-tot vijfhonderd vogeltjes. Het ging vooral om zangkanaries en verschillende soorten fazanten. Met de zangkanaries ging hij ook wel naar tentoonstellingen. De fazanten zijn inmiddels verdwenen.
Hij heeft alleen nog kanaries. “Momenteel heb ik zo'n honderdzestig van die vogels. 's Morgens na het eten ben ik er ongeveer een uurtje waarna ik weer met de rest van m'n vee bezig hou”.
Bron: Friesch Dagblad