Martin Hoogerwaard, ‘een echte liefhebber en kweker’

Dit artikel is elders eerder verschenen, en Martin heeft het ter beschikking gesteld aan de Vogelvrienden.

 

Met Martin een afspraak maken, is moeilijker dan je denkt. Omdat we beide lid zijn van de zelfde vereniging hebben we echter wel regelmatig contact met elkaar. Een paar keer kwam het dan te sprake om elkaar te ontmoeten voor een bezoek en interview. Zoals geschreven: makkelijker gezegd dan gedaan. Martin is eigenaar van dierenpension De Morgenstond in Dussen en om dat goed te runnen heeft hij bijna een 7 daagse werkweek. Overdag is het zeker een lastige opgave om enkele uren vrij te maken maar uiteindelijk rij ik op een mooie avond in de zomer richting Dussen.

Bij mijn voorgaande bezoeken voor de serie gesprekken was het zo dat ik eerst een tijdje in gesprek was met de eigenaar voordat de vogels werden bekeken maar deze keer ging het omgekeerd. Ik kwam, volgens afspraak, om 19.00u. Martin had net zijn warme maaltijd achter de kiezen en moest nog de vogels voeren. Dus mee gekeken en ondertussen over alle ins en outs gesproken, maar daar over later meer.

 

Dierenpension en de eerste vogels

Na het voeren, wat gemiddeld zo’n 1½ uur in beslag neemt, was het tijd om te gaan zitten. Omdat het dierenpension en kwekerij bij Martin thuis zijn gehuisvest, werd de koffie buiten in de tuin verzorgd. Martin zijn vader is ook degene die, in 1958 in Rotterdam met een dierenpension is begonnen en die de genen aan Martin doorgaf. Martin vertelt: ‘ik ben in 1964 geboren in Berkel en Rodenrijs bij Rotterdam. Mijn ouders bezaten toen al een dierenpension in en verhuisden in 1966 naar deze locatie in Dussen. Ik was amper 5 toen de eerste grasparkieten hun intrede deden. Ik was natuurlijk nog te jong om helemaal ze zelfstandig te kunnen verzorgen maar het duurde maar een paar jaar voordat ik zelf helemaal de touwtjes in handen nam. Ik heb vanaf dat moment altijd grasparkieten in mijn collectie gehad, dus nu inmiddels al ruim 50 jaar. De eerste grasparkieten kwamen van een kweker in het dorp. Toen ik een jaar of 10 was, kwam de eerste valkparkiet er bij, de eerste vogel kwam van de Purmerendse veemarkt. Destijds waren er namelijk nog geen vogelmarkten maar op veemarkten was er vaak ook een hoek met kleinvee en vogels.

Alle vogels zaten in één volière wat geen problemen gaf tot het moment dat ik er roodrugparkieten aan toevoegde. Al snel braken er vechtpartijen uit dus er moesten meer volières komen zodat ik de vogels apart kon huisvesten. Ik kreeg toen de beschikking over vijf kleine volières die na een vijftal jaren door nieuwe, ruimere, volières werden vervangen’.

 

                                        Buitenverblijven

Sparen voor leuke vogels

Uiteraard smaakte het al snel naar meer en Martin probeerde op allerlei manieren geld bij elkaar te sparen om nieuwe soorten te kunnen kopen. Dat bij elkaar sparen werd niet alleen gedaan door de opbrengst van de jonge vogels daarvoor te reserveren maar ook door planten te kopen en weer te verkopen. Dat waren natuurlijk geen grote bedragen maar hier werkt het principe dat we allemaal kennen: ‘vele kleintjes maken een grote’. Een grote aankoop was de barrabandparkiet  die Martin op 14 jarige leeftijd kocht. Dat was in die tijd, zeker voor iemand van zijn leeftijd, een flink bedrag om bij elkaar te sparen. Niet veel later kocht hij zijn eerste paar pruimkopparkieten. Hij weet zich nog goed te herinneren hoe dat in zijn werk ging. Martin: ‘een liefhebber in mijn omgeving hield een paar pruimkoppen waar ik direct verliefd op werd. Ik ging daar regelmatig kijken maar op een dag kwam ik er en waren ze verdwenen. Hij had ze aan een handelaar verkocht, gelukkig woonde deze in een dorp niet ver hier vandaan. Ik ben er toen direct heen gegaan en heb ze over gekocht. Naast de grasparkieten is ook deze soort altijd in mijn bestand gebleven’.

 

Het verenigingsleven

Martin had inmiddels de wens om lid te worden van een vogelvereniging en zo trad hij toe tot de ‘De Vrolijke Fluiters’, de plaatselijke vereniging en aangesloten bij de NBvV. Hij was daar enige jaren geleden nog secretaris van. Het bleef niet alleen bij de NBvV; Martin had namelijk niet alleen interesse in kromsnavels maar ook in andere dieren, zoals kleine zoogdieren als konijnen, hoenders etc. Hij werd halverwege de tachtiger jaren ook lid van Aviornis, een vereniging die zich gespecialiseerd heeft in parkvogels (watervogels/hoenders), duiven en zelfs neushoornvogels. Martin heeft nu nog steeds Rhode Island Red kippen, diverse soorten kwartels en patrijzen. Buiten de kromsnavels heeft Martin aan ‘gewone’ vogels alleen heel even zebravinken gehad. De Parkieten Sociëteit  kwam in 1985 in beeld en Martin is daar dus nu inmiddels ruim 30 jaar op lid van. Zoals ik al eerder schreef is Martin zijn hele leven trouw gebleven aan de grasparkiet. Hij was dan ook als Nederlander lid van de Engelse Budgerigar Society (= Engelse grasparkietenclub) en is daar tot op de dag van vandaag nog steeds lid van. Bezoekt hij met vrienden ook grasparkieten kwekers en shows in de UK.

 

Vanuit de lucht een overzicht

Kennis overdracht

In de jaren negentig wilde Martin zijn kennis en ervaringen ook met anderen delen en daarom schreef hij voor de bonden waar hij lid van was regelmatig artikelen. Het bleef niet bij artikelen; ook dialezingen stonden op zijn programma. Martin heeft behoorlijk wat van de wereld gezien en liet, vooral door lezingen over zijn reizen, anderen daar deelgenoot van zijn. Andere lezingen gingen over voornamelijk Aziatische parkieten en papgaaien. Martin komt nog even terug op de buitenlandse reizen: ‘wij, ik en mijn vrouw Frauke hebben het geluk gehad verschillende delen van de wereld te mogen zien maar het land Australië dat ik eigenlijk het liefst wilde bezoeken hadden we nog steeds niet bezocht. Helaas kan ik vanwege mijn bedrijf nooit heel erg lang weg maar in 2012 hebben we dan toch de stap gezet om voor de eerste keer Australië te bezoeken. Dit was ook een mooie gelegenheid om de familie van Frauke aldaar te gaan zien. Voor de diverse vogelbladen heb ik toen een reisverslag geschreven en is met veel mooie foto’s gepubliceerd. Ik weet bijna zeker dat het niet alleen bij dit bezoek zal blijven. Zoals velen die dit continent eenmaal bezocht hebben, is er de ‘drang’ om daar vaker naar terug te keren’.

                                    Kweekkooien 

Een eigen bedrijf is mooi maar de drukte er om heen heeft er voor gezorgd dat Martin eigenlijk te weinig tijd heeft voor de nevenactiviteiten zoals lezingen en het medebesturen van de lokale vogelvereniging. Gelukkig kan Martin nog wel wat tijd vrijmaken voor de Parkieten Sociëteit. Martin heeft altijd goede contacten gehad met Eddy Ruhof, oud voorzitter en redacteur (en nu erelid) van het PS magazine. Op een gegeven moment kwam Eddy met het idee om de redactie niet meer uit één persoon te laten bestaan maar uit een (redactie)raad. In 2006 werd deze opgericht en Martin was één van de mensen die hiervoor gevraagd werden. Vanaf dat moment is Martin steeds redactielid geweest en schrijft in deze hoedanigheid regelmatig voor het blad.

Oorkondes

En Martin, hoe zit het met vogels tentoonstellen? Martin hierover: ’ik ben al jaren een actieve deelnemer van de TT’s die de bonden, waar ik lid van ben, organiseren, inclusief de plaatselijke vogelvereniging. Ik speel mee al jaren mee op de Nationale tentoonstelling van de NBvV. Eest in Breda en in Apeldoorn en nu Zwolle. Daarnaast doe ik mee met de shows van de Parkieten Sociëteit. Ik heb daarbij al behoorlijk wat prijzen en oorkondes eerste kweek gehaald. De oorkonde waar ik het meest trots op ben is die van de Sumba-zwartschouderedelpapegaai (ook bekend als Sumba-grootsnaveledelpapegaai).Helaas is deze (onder)soort bijna uit de Europese volières verdwenen’.

 

Het ‘nieuwe’ onderkomen

Zoals ik in het begin schreef was ik eerst getuige van het voeren van de vogels. Dit vond plaats in een mooie hal die Martin 15 jaar geleden verwezenlijkte. Zoals op de foto’s te zien is, loopt er een gang door het midden waaraan weerskante volières zijn gebouwd. Aan een kant zijn er voor de grotere soorten binnenvolières van maar liefst 4 meter lang die via een deur toegang geven tot de buitenvolières van 2 meter lang, wat in totaal een vliegruimte van 6 meter geeft. De kleinere soorten zitten er tegenover en hebben de beschikking over binnenvolières van 2 meter die met een kleine opening verbonden zijn met kleine kooien die aan de buitenkant zijn opgehangen. Aan het einde van de gang (kopse kant) zijn nog een paar grote volières gebouwd waarin grotere aantallen vogels zijn gehuisvest zoals een groep Patagonische rotsparkieten. Daarnaast is een grote volière van maar liefst 40 kwadraat meter waar hij de jonge grasparkieten laat uitvliegen. In dezelfde hal zijn ook een aantal broedkooien voor zijn grasparkieten gevestigd.

De hal bestaat eigenlijk uit twee delen: in het achterste deel zitten de vogels en in het voorste deel is een ruimte waar hij het voer, nestkasten, broedmachines voor de kwartels en patrijzen etc. heeft staan.  Hij loopt dan ook regelmatig heen en weer van zijn zaadvoorraad naar de vogels en terug, de vogels zullen nooit zo snel schrikken wanneer Martin plotseling voor de kooi staat, je hoort hem namelijk al van meters ver aankomen. Martin loopt altijd op klompen en dat gaat dan klik-klik etc. (volgens Martin heeft hij al meer klompen dan schoenen versleten).

Vanuit de kratten mengt hij een grote bak met voer; de inhoud is natuurlijk afhankelijk van de soort vogel. De ene soort krijgt meer zonnepitten terwijl een andere soort meer noten of iets anders krijgen. Hij voert als zachtvoer behalve eivoer ook universeelvoer. Martin hierover: ‘ik voerde mijn eerste harlekijnkwartels 40 jaar geleden ook universeelvoer. Deze vogels lopen echter in dezelfde volières waar ook de parkieten zitten. Op een gegeven moment merkte ik dat de catharina parkieten regelmatig op de grond te vinden waren om daar universeelvoer te eten. Ook andere parkieten bleken er dol op te zijn dus vanaf dat moment meng ik ook universeelvoer door mijn zaadmengsel.

Mijn zaadmengsel was van Teurlings en tegenwoordig van Versele Laga en daar meng ik zelf zonnepitten door naar behoefte. De soorten met een grote en sterke snavel krijgen ook nog cedernoten. Verder voer ik regelmatig wat fruit, groenvoer of zachte maïs. Ook afhankelijk van de soort verschild dit wel. Rozebottels en maïskolven vries ik in als winter voorraad.

Ondertussen dat Martin voert, kijk ik naar de vogels en ik moet zeggen dat het leuk is om zo’n diversiteit in de collectie te zien. Behalve de eerder genoemde soorten zie ik derbyan parkieten, lutino halsbandparkieten, Pyrrhura pfrimeri  (daar haalde hij ook een eerste kweek oorkonde mee), Patagonische rotsparkieten, diverse rosella’s etc. Tijdens het voeren vraag ik hem of hij nooit grote papegaaien heeft gehad of zou willen hebben. Hij vertelt dat hij met een paar goffinkaketoes zo’n 25 jaar heeft gekweekt. Op een gegeven moment overleed een vogel en daarna werd het een moeilijk verhaal en heeft hij uiteindelijk besloten met deze soort te stoppen. Van de ara’s zou hij best wel een paar roodoren willen bezitten. Het was zelfs de bedoeling om zo’n paar in de 40 m2 volière te plaatsen maar hij vindt zijn grasparkieten wel zo mooi dat hij het voorlopig hier bij wil laten. Met sommige andere, kleinere, papagaaiensoorten heeft hij ook goede resultaten gehaald. Een daarvan is de rüppelpapegaai, daar kweekte hij een decennia geleden behoorlijke aantallen van en Martin bestempeld deze soort dan ook als makkelijk kweekbaar.

Op een gegeven moment ben ik Martin kwijt en blijkt hij de tuin ingedoken te zijn om vervolgens  met een grote bos vogelmuur terug te komen. Alle vogels krijgen er een deel van. Op deze manier krijgen ze regelmatig groenvoer, de ene dag vogelmuur, de andere dag kan het bijvoorbeeld paardenbloem zijn.

Na de ronde groenvoer gaan we zitten en begint het verhaal van hoe het begon maar dat heeft u inmiddels als het goed is al gelezen…..