Categorie:

Zangvogels (Passeriformes)

Familie:

Vinken (Fringillidae)

Grootte:

16-18 cm

Biotoop

Aantal broedparen

Minder dan 10.000

Populatie:

Constant

  • Verspreidingsgebied

Kenmerken:

 

- De rug is bruin van kleur 

- De onderzijde is lichter bruin

- De snavel is groot en kegelvormig

- Er is een zwarte keelvlek aanwezig

- Over de vleugels loopt een witte streep

- Er is een grijze halsband aanwezig

- De staart heeft een witte eindband

De appelvink is behalve door het opvallende verenkleed goed te herkennen aan de enorm grote snavel. Ook vallen het forse postuur en de erg kleine staart op. Opmerkelijk is ook de metaalachtige glans die soms zichtbaar is op de zwarte delen van de vleugels. In de vlucht zijn de witte vleugelstreep en de witte eindband van de staart goed zichtbaar.

Dankzij de opmerkelijke vorm van de snavel kan de vogel noten kraken die voor andere vogels oneetbaar zijn. Behalve noten eet de vogel ook zaden en jonge planten. De appelvink leeft voornamelijk hoog in de toppen van bomen, waar de vogel vlak bij boomstam een groot nest bouwt. Op de grond hipt de vogel rond met opvallend grote sprongen. Appelvinken blijven 's winters in hetzelfde gebied, maar bevinden zich dan minder in de boomtoppen.

 

BROEDEN

Broedt van begin mei tot midden augustus en heeft meestal één, maar soms twee legsels per jaar. Legsels bestaan meestal uit 4-5 eieren. Broedduur 11-13 dagen. Hun nest bouwen ze hoog tegen de stam van bomen in klimop, of in de ondiepe holte van een gevorkte tak. De appelvink is geen koloniebroeder. Wel zijn kleine groepjes dicht bij elkaar broedende koppels waargenomen. De jongen zitten 11-13 dagen op het nest. Als ze uitvliegen nog maximaal twee weken in de omgeving van het nest.

LEEFGEBIED

Dichte, hoge loof- en gemengde bossen en parken met rijke structuur, vooral op rijke gronden, op zowel klei- als zandgrond, vaak met zoete kers en Spaanse aak. De appelvink is redelijk honkvast, en keert vaak jaren achtereen terug naar een locatie waarvan hij weet dat er voedsel te vinden is.

VOEDSEL

Het favoriete voedsel van appelvinken bestaat uit zaden van verschillende kersensoorten en bomen als de Spaanse aak en haagbeuk. De zaden van de Spaanse aak (‘helikoptertjes’) zijn zeer olierijk en geven de appelvinken veel energie. Ze zijn bovendien eenvoudig te kraken. De zaden worden liefst gegeten als ze nog in de bomen hangen, maar appelvinken zoeken ze ook op tussen het gevallen blad op de grond. Soms komen appelvinken op voertafels met zonnebloempitten.

 

De appelvink is een beschermde inheemse diersoort. Net als alle andere vogels die van nature in het wild in Nederland voorkomen, zijn appelvinken beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn. De bescherming van de appelvink is in Nederland geregeld in de Wet natuurbescherming.